* Waar woon je? → In Bennkeem. * Waar woont u? → In Wageningen. * Wat is je adres? → Spoorstraat nummer 3. * Wat is uw adres? → Marktstraat nummer 5. * Uit welk land kom jij? → Ik kom uit Spanje. → Uit Vietnarm. * Waar komt u vandaan? → Uit Marokko. 단어 waar : where woon : live je : you u : you adres : address nummer : number uit : from(out) welk : which land : country kom : ar..